Marc van der Meer, bijzonder hoogleraar onderwijsarbeidsmarkt
Foto: november, 2020

17 januari 2021

‘Onderhoud plegen en methodisch innoveren in het beroepsonderwijs’

Naast trekker van de werkgroep veranderende rol van docenten binnen ‘MBO in 2030’ is Marc van der Meer bijzonder hoogleraar en vooral kenner van het mbo. Hoe ziet hij het mbo anno nu en wat betekent dit voor (de rol van) de docent?

Marc van der Meer volgt en bestudeert het mbo al geruime tijd. Bijna als geen ander is hij daarmee in staat om trends en ontwikkelingen te signaleren. Hij toont zich constructief kritisch. Docenten spelen een hoofdrol in het realiseren van innovaties binnen het beroepsonderwijs, maar de condities helpen niet altijd mee signaleert hij. ‘Docenten doen tot op zekere hoogte vooral uitvoerend werk. Ze geven elk jaar grotendeels dezelfde les. Iedereen wil graag ontwikkeling, ook docenten. Maar er is te weinig tijd en ruimte voor. Binnen het onderwijs is bovendien sprake van risicoaversie die innovatie remt. Vernieuwing gebeurt te vaak op momenten buiten werktijd, dus in je hersteltijd. Het is belangrijk om nieuwe werkvormen te vinden waarbij innovatie op de werkvloer plaatsvindt. Er is innovatie, zeker. Maar dat is vaak in de vorm van losstaande projecten. Als je methodisch wilt innoveren dan vraagt dat om nieuwe routines in verbinding met studenten en met de buitenwereld.’

Complex en gevarieerd
‘Die buitenwereld, en het beroep waarvoor het beroepsonderwijs opleidt, wordt complexer en gevarieerder. Het onderwijs moet daarop inspelen en studenten daarop voorbereiden. Daardoor veranderen taken en rollen die docenten moeten invullen. In onze toekomstverkenning ‘MBO in 2030’ kijken we naar werktaken en leertaken. Mede door digitalisering krijgen die een impuls. Een andere nieuwe impuls zijn hybride docenten. Zij vormen met de praktijkopleiders een grote groep van onderwijsprofessionals. Je zult zien dat zij in hybride leeromgevingen maar ook in reguliere bedrijven steeds meer leertaken gaan uitvoeren. Ook verwacht ik dat zich nieuwe maatschappen en inventieve meester-gezel structuren gaan ontwikkelen.’

Practoraten
Van der Meer is sinds 2012 betrokken bij de ontwikkeling van practoraten. Deze afgeleide van de lectoraten uit het hbo zijn inmiddels gemeengoed binnen het mbo. Ze richten zich op toegepast onderzoek en innovatie van leerprocessen in het onderwijs. ‘Een mooi voorbeeld is het practoraat van ROC Mondriaan waar topkok Pierre Wind practor is. Die neemt als kok veel vakmanschap en als docent een leeraanpak mee die de horeca-opleiding direct verrijkt. Deze initiatieven zie je nu ook in de didactiek, burgerschap en sociale media en in sectoren zoals de landbouw, de techniek en de zorg. Dat is heel kansrijk’.

Uitdagingen
De uitdagingen voor het mbo zijn fors, zeker voor techniekopleidingen waar docententekorten zijn. ‘De voltijdse lerarenopleidingen in de techniek zijn gestopt wegens gebrek aan instroom. Nu ontstaan er deeltijdvarianten, die waardevol zijn om mensen uit de praktijk het onderwijs in te leiden. Daarnaast kan de uitwisseling tussen de lerarenopleidingen en het beroepsonderwijs veel beter. Sowieso zou ik graag meer verbindingen zien. Zoals in de aansluiting tussen vmbo en mbo, en daarbij met de technnasia en de techhavo.’

Noodzakelijk, maar niet voldoende
Er is dus werk te verrichten: ‘Het is een zaak van de lange adem. Je moet investeren, wat mij betreft ook in de analyse en evaluatie van de uitdagingen. Veel beleidsinzet in Nederland, ook bij het Techniekpact, kenmerkt zich door een “doe-aanpak”. En dat snap ik ook, er zijn tekorten die je moet oplossen. Maar doen is slechts een noodzakelijke en geen voldoende voorwaarde. Want wát doe je, hoe en waarom handel je? Op basis van welke analyse maak je afwegingen? Op Europees niveau is Nederland een voorbeeld van geslaagde publiek-private samenwerkingen. Dat levert prachtige rapporten over hoe je de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven vormgeeft. Maar als je daar nader naar kijkt, kan niemand goed aangeven wat er precies gebeurt en wat de succesfactoren van leerprocessen zijn. Die kennis blijft vaak impliciet. Dus weten we ook onvoldoende welke interventies moeten worden gedaan om resultaten te boeken. En dat er wat moet gebeuren is duidelijk: er teveel achterstallig onderhoud in het beroepsonderwijs.’

Over MBO in 2030

Hoe moet het mbo er in 2030 uitzien? Vanuit die gedachte is in december 2019 een werkatelier in Amersfoort georganiseerd. Daar stonden twee onderwerpen centraal: krimp en groei én flexibilisering van het onderwijs. 150 professionals uit allerlei lagen van het mbo, werkten die dag aan deze twee thema’s. Uiteindelijk zijn daaruit vijf werkgroepen voortgekomen. 1) Regionaal ecosysteem: “Hoe kunnen regionale spelers werken aan een gezamenlijke agenda voor een vitale regio?”. 2) Centrum voor Innovatie en Beroepsonderwijs: “Hoe ziet deze hybride leeromgeving en zijn innovatieagenda eruit?”. 3) Gepersonaliseerd leren “Hoe kunnen we iedereen een passend leertraject bieden?”. 4) Veranderende rol docenten: “Wat is de mbo-docent van de toekomst?”. 5) Valideren: “Waardering geven aan alle opgedane kennis en vaardigheden die iemand in huis heeft.” Voor meer informatie: mboin2030.nl