2020.10.08 - De opleiding is een offer maar je krijgt er wel veel voor terug

10 augustus 2020

'De opleiding is een offer: maar je krijgt er veel voor terug'

Techniekdocenten uit het bedrijfsleven die écht weten waar ze over praten, bekend zijn met de laatste stand der techniek en de mores uit het bedrijfsleven kennen. Het Gilde Vakcollege Techniek in Gorinchem doet er alles aan om deze vakmensen als docent binnen te halen. Eenvoudig is dat niet, aldus directeur Krijn Redert.

Desondanks slaagt het Gilde Vakcollege Techniek er goed in om vakmensen uit het bedrijfsleven aan te trekken. In de techniekvakken staan uitsluitend bevoegde docenten voor de klas die afkomstig zijn uit het bedrijfsleven. Of docenten die voor hun bevoegdheid in opleiding zijn. “Wij zijn een wat atypische school”, zegt Krijn Redert, “die in tegenstelling tot veel scholen die krimpen een grote, succesvolle, techniekopleiding heeft. We hebben een goede naam. De school groeit nog steeds. Dit schooljaar hadden een record aantal eerstejaars leerlingen, 224. We staan heel goed aangeschreven bij het bedrijfsleven. In de werving zijn dat allemaal belangrijke pluspunten.”

Respect
De techniek gaat zo hard, dat kan een school niet bijhouden, vervolgt hij. Juist daarom is het belang- rijk dat een school techniekdocenten in huis heeft met brede ervaring in bedrijfsleven. “Dat is van grote meerwaarde voor onze vmbo-leerlingen en mbo- studenten, want daardoor is de kwaliteit van het onderwijs beter.” Om bij te blijven gaan de vakdocenten techniek komend schooljaar één of twee weken  op stage bij een bedrijf. Ze kunnen zelf aangeven waar ze in die periode aan willen werken en welke nieuwe technieken ze zichzelf eigen willen maken. “Een vakdocent die weet waarover hij praat, dat spreekt onze leerlingen en studenten aan. Als een docent iets in de klas vertelt wat ze nadien in een bedrijf terugzien, daar hebben ze respect voor.” Maar de hbo-opleiding tot docent is zwaar. Krijn Redert: “De personen die wij selecteren moeten doorgaans vier jaar naar school om hun tweedegraads bevoegdheid te behalen. Plus vaak nog een voorbereidingsjaar om op het hbo te worden toegelaten. Je bent veel avonden van huis, thuis moet je studeren, ook in vakanties; de opleiding vraagt écht wat van je en je gezin. In die zin mag je spreken van een offer dat je moet brengen.”

Studielast
Dat de opleiding uithoudingsvermogen vereist wordt bevestigd door de docenten Peter-Paul Krijgsman en Hans Schaper van het Gilde Vakcollege Techniek. Peter-Paul Krijgsman (39) is derdejaars student aan de Fontys Lerarenopleiding Eindhoven. Hij werkte aanvankelijk acht jaar als cv-monteur en loodgieter in het bedrijfsleven, had vervolgens acht jaar een eigen installatiebedrijf en koos ruim drie jaar geleden voor het onderwijs. “Ik had het wel naar mijn zin als zelfstandige, maar was toe aan een nieuwe uitdaging en dit kwam op pad.”

“Ik kan mezelf tuchtigen als ik het zo mag zeggen”, legt de PIE-docent uit. “Het draait om uren maken. En dat heb ik geleerd in mijn bedrijf waar ik ook wel eens op Kerstavond een kapotte cv-ketel ging maken. Twee keer per week ga ik naar school en in de weekenden sluit ik me op om te studeren. Dat is een vast ritme waaraan het gezin, vrouw en vier kinderen, gewend is geraakt. Het is niet altijd even leuk, maar iedereen weet waar hij aan toe is. Ik kan dit ook alleen maar doen met de steun van mijn thuisfront. Mijn vrouw draait het huishouden en verzorgt onze kinderen.”

Hans Schaper (37) maakte – na vijftien jaar werkzaam te zijn geweest als constructiemedewerker, lasser en instructeur in het bedrijfsleven – ruim vier jaar geleden de overstap naar school. “Ik ben zelf uit het vmbo afkomstig en zie het als een persoonlijke uitdaging om vmbo-leerlingen goed op weg te helpen.” Hij is docent Metaaltechniek, heeft de opleiding achter de rug en is dus in het bezit van zijn tweedegraads bevoegdheid. “Ik heb gedurende de opleiding behoorlijk aan quality-time met mijn kinderen ingeleverd. Tijd om in het weekend iets leuks te doen was er nooit, want papa moest altijd studeren. Ook vaak tijdens vakanties, want dan moest ik soms iets inhalen of wilde ik een beetje vooruit werken. Mijn vrouw heeft in die tijd de boel draaiende gehouden en dat gaat niet altijd vanzelf, dat geeft natuurlijk ook soms druk.”

Cultuurschok
Op het moment dat de vakmensen aan de opleiding beginnen staan ze ook meteen als docent voor de  klas. “Je wordt in het diepe gegooid”, zegt Krijn Redert. “Op vrijdag staat iemand bij wijze van spreken nog op de steiger en op maandag voor de klas. Dat is natuurlijk een cultuurschok waar we als Gilde iets moeten doen om te helpen. Met onder andere begeleiding vanuit de vakgroep en een interne en externe coach proberen we zoveel mogelijk het gat tussen bedrijfsleven en onderwijs te dichten.”  

Zachte landing                
Maar de ondersteuning gaat veel verder. Nieuwe techniekdocenten krijgen de tijd om een zachte landing te maken. In het eerste schooljaar krijgen ze twintig procent korting op hun lesuren hetgeen betekent dat ze een dag per week zijn vrij geroosterd om te studeren. In het tweede jaar krijgen ze nog tien procent korting en kunnen ze een halve dag thuis studeren. “In principe neem ik iemand voor een hele baan aan, maar in de praktijk werkt hij in het eerste jaar slechts vier dagen en ontstaat onmiddellijk een vacature voor een dag.”            

Het Gilde ondersteunt de nieuwe techniekdocenten daarnaast in de beurs door de opleidingskosten voor haar rekening te nemen. De school maakt daarvoor aanspraak op subsidies uit de Lerarenbeurs en gelden voor zij-instromers. “Maar eigenlijk moet er altijd geld bij”, zegt Redert, “want we betalen ook de reis- kosten en de boeken en de eventuele langere tijd van de opleiding. Want vaak lukt het niet in vier jaar de bevoegdheid te halen.”                

Krijgsman is content over de ondersteuning van het Gilde. In de eerste twee schooljaren hoefde hij minder uren te werken, zodat hij kon studeren. De coachingsgesprekken ervaart hij als zinvol. “Helpen komt van twee kanten”, zegt hij. “Het is belangrijk dat je als beginnend docent open en eerlijk durft te praten. Iemand kan immers niet ruiken waar jij mee zit. Het is niet niks waar een beginnend docent voor staat. Er is een klas, de deur gaat dicht en dan sta je er alleen voor. Dan kunnen er zich situaties voordoen waar je moeilijk mee kunt omgaan en simpelweg hulp nodig hebt van een ervaren collega. Gelukkig heerst er op het Gilde een cultuur van elkaar altijd willen helpen. We doen het hier nadrukkelijk met elkaar.” “Dat is geen woord te veel gezegd”, vult Hans Schaper aan. “Ik hoefde maar iets te vragen of de school of de collega’s stonden voor me klaar. Als ik een keer dreigde vast te lopen werd er iets geregeld. Als ik weinig lessen had op een dag mocht ik regelmatig eerder naar huis om te studeren. Er was altijd wel een collega die aanbood mij te vervangen. In alle opzichten was de medewerking altijd ruimhartig.”

Risico  
Het Gilde investeert dus behoorlijk in de nieuwe techniekdocenten, terwijl de school het risico loopt dat iemand tijdens de opleiding uitvalt, omdat hij het niet meer ziet zitten. “Klopt”, beaamt Krijn Redert, “maar wij hebben dit risico bijna tot nul geminimaliseerd. Onze selectieprocedure bij sollicitaties is buitengewoon streng. Onlangs waren er twee vacatures waarop twintig personen hebben gereageerd. Daarvan waren er slechts één á twee geschikt en dus achttien niet. Degenen die wij na uitvoerige gesprekken en een assessment om te toetsen of ie- mand het hbo kan halen uitkiezen slagen ook. Dat zijn de gedreven vakmensen die dé wil en hét uithoudingsvermogen hebben om het te halen. Ze voelen de diepe wens om voor de klas te staan en willen oprecht iets in het leven van jongeren betekenen.”

Maatwerk
Er zijn meerdere personen die zelf afhaken tijdens de sollicitatiegesprekken. Krijn Redert: “Als ze vernemen hoe het opleidingstraject in elkaar zit, wat ze er allemaal voor moeten doen en laten, deinzen ze terug. Dat is een te groot offer dat ze niet kunnen inpassen in hun leven. En ik kan dat heel goed begrijpen. Als je me nu vraagt wat ik zou willen is dat er iets verandert aan de opleiding. Dat er waar mogelijk versnellingen plaats kunnen vinden, waardoor de opleiding in tijd korter wordt. Breng als opleider eerder verworven competenties van studenten in beeld, zodat deze kunnen worden overgeslagen. Meer maatwerk.” Het theoretisch eindonderzoek dat studenten verplicht uitvoeren in het laatste jaar kan wellicht ook iets eenvoudiger, zegt hij. “Nu zijn deze praktijk- mensen er een half jaar tot driekwart jaar mee bezig, omdat alles gestaafd moet worden door onderzoek, het is immers hbo, terwijl er bij de door hun gekozen praktijkonderwerpen van hun eindstudie vaak slechts beperkt literatuuronderzoek te vinden is. Dat zou misschien  een  stuk  praktischer kunnen. ” Hans Schaper denkt dat de opleiding “een jaar” kan worden ingekort als er minder herhaling zou zijn. “Je praat vier jaar lang over dezelfde pedagogische en didactische onderwerpen. De Roos van Leary, de leerstijlen van Kolb, het wordt allemaal eindeloos herhaald. Dat kan beslist een onsje minder. Daarbij zou de school, vind ik, zelfs een rol in de opleiding kunnen hebben, want je begeleiders op school zien dagelijks hoe je les geeft en hoe jij pedagogisch met de leerlingen en studenten omgaat.”

Vaste aanstelling
Voor degenen die slagen en hun tweedegraads- bevoegdheid halen wacht een vaste aanstelling. Krijn Redert: “Het Gilde is een succesvolle, groeiende school. Een job bij ons betekent baanzekerheid.” Tegen vaak wel een lager salaris dan in het bedrijfs- leven. Maar de motieven voor de overstap liggen veelal op persoonlijk vlak, het geld is niet het allerbelangrijkste. “Ik heb geld ingeleverd”, zegt Peter-Paul Krijgsman. “Mijn zaak draaide prima. Maar ik werd er door geleefd, ik was altijd bezig. Onderwijs heeft me altijd al getrokken. Ik ga graag om met jongeren en vind het fijn om ze vanuit mijn praktijkervaring iets te leren. Als geen ander weet ik wat er na school van hen op de arbeidsmarkt wordt gevraagd. En ik verdien nog altijd een mooi salaris waarvan we goed kunnen leven. Ja, we gaan niet meer drie keer per jaar op wintersport, maar dat kunnen we goed missen. Nu heb ik een veel relaxter leven, met rust en de zekerheid van iedere maand een vast inkomen. Dat is veel waard.”

Meerwaarde
Hans Schaper hoefde bij zijn overstap naar het onderwijs geen salaris in te leveren. Zijn salaris bleef hetzelfde. “Maar feitelijk verdiende ik als mbo’er in het bedrijfsleven meer dan als docent in het onderwijs waar ik overigens wel onmiddellijk op hbo-niveau werd betaald. Als hbo’er in het bedrijfsleven zou ik nu veel beter dan een hbo-docent verdienen. Maar ik ben daar niet mee bezig. Ik heb een prima salaris en vooral een mooie baan waarin ik van betekenis ben voor leerlingen en studenten. Als docent mag ik deze jongeren een belangrijke basis meegeven in het leven en dat vind ik waardevol. Ik ben van meerwaarde voor de jongeren en hun ouders. Dat geeft mij een heel goed gevoel.”

Dit artikel is geschreven door Harry Willemsen en gepubliceerd op de site van Sterk Techniek Onderwijs (STO)