Hanneke Ackermann - © TP

24 mei 2022

‘We moeten de beweging naar hybride onderwijs versneld maken’

De arbeidsmarkt is krap, misschien wel krapper dan ooit. Dat geldt zeker voor de technieksector. De nieuwe arbeidsmarktdata die deze maand gepubliceerd zijn in de Monitor Techniekpact onderstrepen die krapte eens te meer. Het maakt de noodzaak van alternatief arbeidsmarktbeleid, met aandacht voor gerichte om-, her- en bijscholing groter dan ooit. Eén van de zaken die daarbij helpt is het skillspaspoort. Hanneke Ackermann van FME, ondernemersorganisatie voor de technologische industrie, hoopt dat het zorgt voor “vergelijkbaarheid, validatie en uitwisseling”.

Het belang van skills is groot om een compleet beeld te krijgen van iemands kennen en kunnen, constateert Hanneke Ackermann. ‘Niet alle vaardigheden en competenties die een werknemer heeft, blijken uit het cv. Bijvoorbeeld omdat iemand de vaardigheden heeft opgedaan tijdens het uitvoeren van een baan, zonder dat dit leidde tot een diploma of certificaat. Met skillspaspoorten maak je ook inzichtelijk welke vaardigheden en competenties potentiële medewerkers hebben. Een diploma wijst op belangrijke basiskwalificaties, maar zeker jongeren hebben meestal veel gedaan en geleerd naast hun diploma.’ Skills is één van de pijlers van de aanpak van het arbeidsmarkttekort geeft Ackermann aan, maar zeker niet de enige. ‘Heel veel vacatures in onze sector zijn structureel lastig te vervullen. Inmiddels zijn er op veel meer plekken tekorten. Maar techniek, technologie en de innovatie binnen onze sector staan ook aan de basis van innovatie in andere sectoren. Tekorten in onze sector hebben dus een vertragend effect op innovatie op grotere schaal. Het is echt een “wicked problem” dat we op verschillende fronten (moeten) aanpakken. Van techniekpromotie in het primair onderwijs, intensieve samenwerking tussen onze bedrijven en het mbo en hbo met goed aansluitende doorlopende leerlijnen, innovatie, werving van meiden en vrouwen én skills en skillspaspoorten; het is allemaal nodig.’ 

Modulair onderwijs
De grotere focus op skills betekent volgens Ackermann het een en ander voor onderwijs, vooral qua flexibiliteit. ‘Mijn droom is aantrekkelijke publiek-private samenwerkingsverbanden in alle regio’s waarbij bij- en omscholing zo veel mogelijk tegelijk plaatsvindt met reguliere scholing. Ik denk dat al het technisch onderwijs van de toekomst hybride is, tot stand gekomen in nauw contact met het bedrijfsleven. We moeten de beweging naar hybride onderwijs versneld maken. Nu is er veel versnippering op onderwijsgebied, onderwijs in het kader van leven lang ontwikkelen en regulier onderwijs zijn deels gescheiden werelden. In onze sector spelen bedrijfsscholen een grote rol in de opleiding van medewerkers, veel bij- en nascholing vindt niet plaats met bekostigd onderwijs. Uiteindelijk is een ecosysteem nodig dat gericht is op hybride en modulair onderwijs, onderwijs met focus op vaardigheden. Daar werken we hard aan, bijvoorbeeld met Technohubs. Zo’n ecosysteembenadering vraagt flexibiliteit van het onderwijs en investeringen van bedrijven, maar het kan. Bij Deltion hebben ze bijvoorbeeld een slim onderwijsmodel ontwikkeld, met tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs op maat.  Door de skillsaanpak en skillspaspoorten te combineren met modules (eventueel gekoppeld aan de verschillende NLQF-niveaus) ontstaat een model waarin diploma’s en aanvullende skills samen een goed beeld geven van waar mensen staan. Dat model kan worden gebruikt om de kennis en competenties én de ontwikkelvraag van mensen binnen en buiten onze sector helder te krijgen. Met korte op maat gemaakte modules kan die vraag vervolgens snel worden ingevuld.’

LLO Katalysator
Ackermann is blij met de toegenomen aandacht voor leven lang ontwikkelen. Het kabinet trekt er veel geld voor uit, in het coalitieakkoord is er 400 miljoen euro voor vrijgemaakt en ook één van de toegekende aanvragen van Het Nationaal Groeifonds, de Nationale LLO katalysator is specifiek gericht op leven lang ontwikkelen (LLO). ‘Vooropgesteld, er gaat een forse som geld naar de LLO Katalysator en dat is heel mooi. Maar het is wel erg bedacht vanuit het onderwijs en vanuit het beeld dat het onderwijs heeft van de arbeidsmarkt. Dat vind ik de omgekeerde wereld. Ik denk dat we moeten denken en handelen vanuit de arbeidsmarkt: waar gaat die naartoe en hoe zorgen we dat alle medewerkers “fit for the future” zijn? Succesvolle publiek-private samenwerking ontstaat uit projecten waaraan overheden, onderwijs en ondernemers samen aan de basis staan. Een goed voorbeeld daarvan is Katapult, daarin is die verbinding tussen onderwijs, bedrijfsleven en innovatie heel goed gemaakt.’

Impuls voor regionale samenwerking en kennisontwikkeling

De honderden miljoenen euro’s vanuit het Nationaal Groeifonds voor regionale onderwijsinstellingen en bedrijfsleven, zijn een enorme impuls voor samenwerking en kennisontwikkeling. Het maakt mogelijk dat er gezamenlijk grote stappen gezet kunnen worden, voor voldoende én goed geschoolde mensen voor het (technisch) mkb. Ook het voorstel “Opschaling van publiek-private samenwerkingen in het beroepsonderwijs” - van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Platform Talent voor Technologie, het Katapult netwerk en betrokken partners - heeft 210 miljoen euro voorwaardelijk toegekend gekregen.

Vergelijkbaarheid, validatie en uitwisseling
Verbinding moet vooral versnippering tegengaan, zeker op het gebied van LLO is die versnippering groot, stelt Ackermann. Eén van de redenen dat er vanuit het interdepartementale programma leven lang ontwikkelen door de betrokken ministeries van SZW, OCW en EZK opdracht is gegeven tot een onafhankelijke verkenning om de initiatieven in kaart te brengen. Onlangs leverde dit het rapport “Inzicht in skills, een verkenning van Nederlandse initiatieven” op. Ackermann: ‘We hebben altijd gezegd dat het belangrijk is dat niet iedere sector zelf het wiel uitvindt, en eigen skillspaspoorten ontwikkelt. Dat werkt averechts, het leidt alleen maar tot meer versnippering terwijl het doel juist uitwisselbaarheid is, om snel te kunnen inschatten wat iemand wel en niet kan. Het is essentieel dat skillspaspoorten vergelijkbaar zijn; vergelijkbaarheid, validatie en uitwisseling, daar draait het om. Dat betekent dat die paspoorten ongeveer dezelfde onderdelen moeten bevatten en ongeveer in dezelfde taal geformuleerd zijn. Dan zijn ze uitwisselbaar, daar zijn skillspaspoorten voor bedoeld. Zodat, in ons geval, het voor een werkgever in de techniek herkenbaar is wat iemand weet of kan; of hij of zij nu al werkzaam in de sector is of de overstap wil maken.’