Jeanneke Willems en Nellie van de Griend - © TP

30 juni 2022

‘De beste garantie voor een diploma is een gemotiveerde student’

Hoe zorgen we dat meer vo-leerlingen voor een technische vervolgstudie kiezen? Dat is een van de doelstellingen van de regionale VO-HO Netwerken. Het is ook de vraag die centraal stond in een tweegesprek tussen Jeanneke Willems, senior beleidsadviseur bètatechniek bij Vereniging Hogescholen en Nellie van de Griend, directeur Faculteit Technologie, Innovatie en Samenleving bij de Haagse Hogeschool. ‘We moeten reëel zijn, we doen er van alles aan om de techniekinstroom te laten stijgen, maar demografische ontwikkelingen kunnen we niet keren. Daarom is het belangrijk dat we ons ook richten op het voorkomen van uitval. Docenten spelen eveneens een belangrijke rol.’

De regionale VO-HO netwerken zijn met name bedoeld om de doorstroming tussen voortgezet onderwijs en hoger onderwijs te bevorderen en het bèta-onderwijs aantrekkelijker te maken. Binnen Nederland zijn er op het moment van schrijven tien van deze regionale netwerken. Nellie van de Griend is betrokken bij het VO-HO Netwerk Zuid-Holland, regionaal bekend onder de naam Onderwijsnetwerk Zuid-Holland: ‘Het gaat erom dat het hoger en middelbaar onderwijs goed aansluiten bij het voortgezet onderwijs, dat de aantrekkelijkheid van de vervolgopleidingen wordt benadrukt en dat talent geïnspireerd raakt.’

Soepele doorstroom
Zorgen voor een soepele doorstroom is de gemene deler stelt Jeanneke Willems: ‘Dan kun je denken aan vakbekwaamheidseisen: welk niveau moet de wiskundekennis van leerlingen hebben, is een pakket met natuurkunde altijd nodig? Maar ook algemeen: waar lopen studenten tegenaan in het hoger onderwijs en wat is daaraan te doen? Het gaat erom dat de instroom in het hoger onderwijs groter wordt én dat we voorkomen dat studenten na aanvang uitvallen.’ Het netwerk is vooral gericht op de onderwijsontwikkeling van het voortgezet onderwijs, maar voor het hoger onderwijs is het ook belangrijk te weten op welk niveau leerlingen binnenkomen, vindt Van de Griend. ‘Hierop aansluiten en tijd besteden aan studievaardigheden en studiegedrag helpen bij een goede start. Door een zachte landing haken leerlingen minder snel af.’ Willems onderstreept dit. ‘Eén van de opbrengsten van de netwerken is dat er vanuit het hbo meer gesprekken met decanen en opleidingsadviseurs van middelbare scholen worden gevoerd over wat je mag verwachten van een opleiding en werk in de technische sector.’

Maatschappelijke relevantie
Binnen en buiten de regionale VO-HO Netwerken wordt er volop ingezet op het onder de aandacht te brengen van techniek en technologie bij jong en oud; leerlingen, studenten en werkenden. Denk bijvoorbeeld aan leraren (in opleiding.) Voorbeelden zijn de activiteiten van Jet-Net & TechNet voor jongeren en het FastSwitch-programma voor werkenden die zich willen laten omscholen naar techniek. Van de Griend: ‘Zichtbaarheid is belangrijk: meeloopdagen, talentprogramma’s en allerlei speelse vormen waarin leerlingen in aanraking komen met techniek, zoals de First Lego League voor 9- tot 15-jarigen waarvan de regiofinale onlangs op de locatie van de Haagse Hogeschool in Delft plaatsvond.’ Willems: ‘Al die activiteiten zijn waardevol om het beeld dat leerlingen en hun ouders van techniek hebben te laten kantelen. Daarbij schuwen we de ‘harde’ techniek niet. Techniektoepassingen laten zien is belangrijk maar de maatschappelijk relevantie van techniek benadrukken misschien wel meer. De huidige generatie jongeren is maatschappelijk geëngageerd. Bij het aanpakken van uitdagingen is techniek, ook de ‘harde’ techniek, onmisbaar. Cruciaal is het om aan te sluiten bij de beleving van leerlingen, zeker ook bij die van vrouwen. Zo kun je ook laten zien hoe technologische oplossingen bijdragen aan het langer en gezonder thuis blijven wonen van ouderen. Ook dat is techniek.’ Van de Griend vult aan: ‘We moeten vrouwen meer aanspreken, meer de maatschappelijke relevantie van technologie zichtbaar maken. Meer vrouwen dan vroeger kiezen voor een technisch profiel op de havo, maar dat zorgt nog niet voor extra instroom in technische vervolgopleidingen.’

Uitval voorkomen
Ondanks alle inzet daalt de instroom in de technische opleidingen dus. Hoe komt dat? Willems: ‘Voor een groot deel is dat het gevolg van de vergrijzing: er zijn minder jongeren. Specifiek voor het hbo geldt dat het aantal vwo’ers dat voor een hbo-opleiding kiest, afneemt. Zij kiezen vaker voor een universitaire vervolgopleiding. Ook het aantal mbo’ers dat voor het hbo kiest daalt. Er wordt door de krappe arbeidsmarkt enorm aan mbo’ers getrokken om aan het werk te gaan.’ Van de Griend vult aan: ‘We moeten reëel zijn: Het is niet makkelijk om de techniekinstroom te laten stijgen. Het terugbrengen van de uitval draagt ook bij aan een grotere toestroom naar de arbeidsmarkt. Daar zetten we bij de Haagse Hogeschool vol op in. We merken dat het voor wat betreft uitval niet heel veel uitmaakt wat de vooropleiding van leerlingen is: intrinsieke motivatie is veel belangrijker. De beste garantie voor een diploma is een gemotiveerde student. Het heeft ook niet zo veel zin om studenten aan te trekken, die er geen trek in hebben. Die haken af. Ik denk wel dat de profilering van het technisch hoger onderwijs scherper kan, dat we duidelijker kunnen neerzetten wat studenten mogen verwachten. Inspireren is ook enorm belangrijk. Sommige kinderen weten op hun achtste al welk beroep ze willen uitoefenen en gaan rechtstreeks op hun doel af. De grote meerderheid weet dat niet. Docenten die inspireren met en door hun vak zijn een belangrijke factor bij de keuze voor een vervolgopleiding.’

Flexibel onderwijs
Willems: ‘Met instroom alleen vullen we de tekorten niet aan. We moeten ook investeren in om- en bijscholing, daarin zijn bedrijven natuurlijk enorm belangrijk.’ Binnen de onderwijsketen is de samenwerking goed. Ook met het bedrijfsleven wordt goed samengewerkt, onderstreept Van de Griend. ‘Wij hebben bijvoorbeeld samen met het ROC Mondriaan en het bedrijfsleven een aantal onderwijsmodules voor werkenden ontwikkeld. En de Hbo-opleidingen hebben steeds meer tweejarig Associate Degree-aanbod voor werkenden.’ Hoe ziet de toekomst eruit voor Willems en Van de Griend. Willems: ‘Nellie noemde al de Associate Degree (AD)-opleidingen. Werkenden hebben niet altijd de ruimte voor een langdurige opleiding, een verkorte AD kan een oplossing zijn. Je kunt ook denken aan stapelbare certificaten en modules, die mensen in hun eigen tempo volgen. Opgeteld kunnen die ook een AD opleveren.’  De slotwoorden zijn voor Van de Griend: ‘Om- en bijscholing door het hbo vereist flexibel onderwijsaanbod. Binnen het Leven Lang Ontwikkel-vraagstuk is er veel behoefte aan die flexibiliteit, het onderwijs moet daarop inspelen, al is dat zeker niet eenvoudig.’