Gerben Edelijn © TP

15 juni 2020

'Intensieve publiek-private samenwerking is cruciaal'

Publiek-private samenwerking is essentieel voor het behalen van de doelstellingen uit het Techniekpact. De maatschappelijk opgaven waar het pact zich op richt, vragen bij uitstek om de gezamenlijke inzet van overheid, onderwijs en bedrijfsleven. Hoe bleven ‘het bedrijfsleven’ en ‘het onderwijs’ de samenwerking. Gerben Edelijn, CEO bij Thales Nederland en Tjeu van de Laar, directeur bij ROC Gilde Opleidingen, aan het woord.

‘Ik begon als CEO van Thales in 2010’, opent Gerben Edelijn. ‘Mij viel bij mijn aantreden op dat het werknemersbestand relatief oud was en verder verouderde, terwijl onze business juist in de groei zat. Ik kwam al vrij snel tot de conclusie dat we te weinig opleiden en dat ben ik ook in de regio gaan uitdragen. Vanaf 2011 hebben we in de Regio Twente actief ingezet hierop. Toen in 2013 het Techniekpact startte, sloot dat naadloos aan: we maakten een vliegende start. We hoefden niet alles (opnieuw) op te tuigen, maar hebben vooral gebruikgemaakt van de bestaande structuur. Eerst inventariseerden we wat er al was. In de regio Twente − inclusief een deel van de Achterhoek − telden we 150 verschillende initiatieven. Er was dus geen gebrek aan initiatieven, maar het ontbrak wel aan coördinatie en aan selectie.’

2020.1506 Laar Vd, Tjeu Ld20200508 003 Webversie

 Tjeu van de Laar  © TP

Verbinden
Hoe zat dit in Limburg? Tjeu van de Laar: ‘Vanuit het onderwijs in de regio Noord/Midden-Limburg zijn wij begonnen met investeren in doorlopende leerlijnen, de doorstroming vanuit vmbo naar mbo en hbo. Van daaruit legden we de link naar het bedrijfsleven. Ik ben zelf gestart met de arbeidsmarktvraag en ging op zoek naar cross-overs tussen de sectoren op die arbeidsmarkt; welke sectoren hebben veel verwantschap met elkaar? In onze regio is logistiek sterk, Venlo is een logistieke hotspot. Daarom begonnen we in 2013 met het Centrum voor Logistiek Vakmanschap. Dat was vrijwel direct succesvol, veel bedrijven sloten zich aan. En doordat we keken naar cross-overs kwamen we met vergelijkbare centra voor de installatiebranche, de bouw en infra en de maakindustrie. Die centra bestaan nog alle vier, en het aantal bedrijven dat meedoet is verder gegroeid. Ze zijn alle vier anders georganiseerd, maar de basis is telkens hetzelfde: het verbinden van onderwijs-arbeidsmarkt in een hybride model.’

Hoger onderwijs
Hoe ziet Gerben Edelijn - als CEO van Thales, een groot bedrijf actief in 50 landen - de samenwerking met het onderwijs? In onze regio lag de focus in het begin vooral op het verhogen van de hbo/wo-instroom op techniekopleidingen, die instroom was onvoldoende. Inmiddels is de instroom in het hbo en wo fors verhoogd in onze regio. Maar liefst 48% van de havo- en 65% van de vwo-leerlingen kiest voor een technisch profiel en ruim 40% van de leerlingen kiest daadwerkelijk voor een technische vervolgopleiding. Die percentages liggen hier veel hoger dan in de rest van het land. We hebben in Twente ook veel technische bedrijven en de aanwezigheid van een TU helpt ook. Maar toen we begonnen in 2011 waren die percentages echt anders.’

Vertrouwen op hybride samenwerking
Wat ziet Tjeu van de Laar als successen in de publiek-private samenwerking in zijn regio? ‘Het belangrijkste, we kennen elkaar. We zijn naar elkaar toegegroeid en hebben geleerd wat elkaars waarde is. Dat geldt voor alle partners; onderwijs en bedrijven kennen elkaar beter. Door vraagstukken openlijk te bespreken ontstaat het vertrouwen dat nodig is en ontstaat bovendien de herkenning: veel bedrijven zien dezelfde kansen en kampen met gelijke uitdagingen. Uit dit vertrouwen zijn uiteindelijk al die vormen van hybride samenwerking ontstaan waar we nu de vruchten van plukken. Dit hybride model is wat mij betreft de toekomst van het beroepsonderwijs. De drempels tussen onderwijs en bedrijfsleven moeten weg. Dat doen wij bijvoorbeeld door onze studenten opdrachten te laten uitvoeren voor bedrijven. Onze studenten voeren die opdrachten binnen het bedrijf uit, begeleidt door professionals. Studenten zijn hier heel enthousiast over. Ze maken iets van waarde en kunnen dat laten zien, dat motiveert. Sommige docenten moeten wennen aan die werkwijze, maar je hebt altijd enthousiaste ambassadeurs. Die kartrekkers moet je goed ondersteunen met tijd, mogelijkheden en middelen. En de successen moet je laten zien, zo is de meerwaarde duidelijk en ontstaat een olievlek.’

Flexibiliteit
Dat klinkt als een succesverhaal en dat is het ook. Maar uitdagingen zijn er ook nog steeds signaleert Tjeu van de Laar. ‘Dan moet je denken aan het logistieke vraagstuk; hoe organiseer je dat? Dat vereist een hoog organisatievermogen en veel afstemming, je moet in staat zijn om samen een regionale visie te ontwikkelen. Uitdagingen zitten ook binnen het onderwijs zelf. Bij concurrentie denken we vaak aan bedrijven, maar onderwijsinstellingen zijn ook concurrenten van elkaar; iedereen vecht om de leerling. In het onderwijs zitten we bovendien vaak vast. We denken dat studenten het diploma maar op één manier kunnen behalen, dat is onzin. Ja, er is een exameneis, maar daar kan een student in een andere context en met andere content ook aan voldoen. Het bedrijfsleven is flexibeler, het onderwijs is vaak behoudend. Dat zien we ook bij leven lang ontwikkelen. Daarom maken wij opleidingen en nascholing voor professionals bewust kort en heel sterk praktijkgericht om aan te sluiten op de wensen van bedrijven, zo’n cursus kan dus ook op een zaterdagochtend plaatsvinden. Die flexibiliteit is belangrijk.’

Uitdaging
Welke uitdagingen ziet Gerben Edelijn bij de samenwerking tussen het bedrijfsleven en het onderwijs? ‘In het hoger onderwijs hebben we alles aardig op de rol, maar bij het mbo is het lastiger. Bij mijn eigen bedrijf neemt het aantal mbo’ers steeds verder af. Maar in het mkb, bij onze toeleveranciers, is die vraag onverminderd groot. Daarom focussen we daar in Twente nu ook meer op. Het achterblijven van de in- en uitstroom van technici in het mbo komt deels ook door de manier waarop mbo gefinancierd is. Scholen namen afscheid van techniekopleidingen, omdat ze duur zijn. Dat betekent voor mij dat er een extra grote verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven ligt, bijvoorbeeld om apparatuur te delen. Een andere grote uitdaging is en blijft de instroom van meisjes. Daar denken we voortdurend over na en zetten we veel acties op, maar de instroom blijft achter bij de doelstellingen. Op het vwo zijn er meer meisjes dan jongens die technische profielen kiezen, terwijl op de TU minder dan 10% van de studenten vrouw is. Het lukt onvoldoende om dat te veranderen. En dat vind ik ontzettend jammer, want diversiteit is heel belangrijk voor het bedrijfsleven. Een derde uitdaging is de krimp van het aantal leerlingen, die uitdaging krijgt te weinig aandacht volgens mij. Over 5-10 jaar krijgen we daar echt last van.’

Coronacrisis
Aan het rijtje uitdagingen kan sinds maart 2020 een nieuwe worden toegevoegd: de coronacrisis. Volgens Edelijn zal de impact daarvan groot zijn. ‘De aard van ons werk verandert sowieso steeds verder door digitalisering en robotisering, maar ook deze crisis zal ongetwijfeld invloed hebben. We moeten ons blijven aanpassen en richten op sectoren waar de banen zitten. Dat betekent op de goede manier inzetten op digitalisering en robotisering, juist ook vanwege die krimp die ik al noemde. Grote bedrijven moeten een voortrekkersrol innemen. Zij hebben meer financiële armslag.’ Maar Edelijn kijkt ook nadrukkelijk naar de overheid. ‘Het is belangrijk dat de overheid investeert en blijft investeren. De overheid moet een leidende rol spelen om te voorkomen dat de crisis onnodig verdiept.’